NATUURERVARING
Ik weet niet wat het is. Maar om mijn huis dartelen tientallen zwaluwen. Huiszwaluwen met wit oplichtende kontjes, boerenzwaluwen met scherp uitgesneden staart, zelfs een oeverzwaluw denk ik te herkennen, met zijn bruine halsband. Ze scheren en zwieren alsof ze gedirigeerd worden door een onzichtbaar opperwezen. Onhoorbare muziek zwelt aan, en rats, fwoei, wiehoep, daar gaan ze weer, op en neer, in cursiefschrift. Ze draaien het symbool van oneindigheid, onzichtbare lemniscaten in de lucht. Maar waarom? Maken ze zich klaar voor de trek? Spelen ze met de eerste storm van het seizoen? Je mag dieren geen menselijke eigenschappen toedichten, zeggen biologen. Maar ik denk: het is zwaluwfeest.
De illustratie is van Jos Zwarts. Dit zijn gierzwaluwen. Die waren er nu net niet bij.
NATUURBELEVENIS
Mijn eerste lente was de lente van 2015. Twaalf jaar was ik in het buitenland geweest. Twaalf jaar lang had ik de Nederlandse lente gemist. Ik zag er extra naar uit omdat ik de hele winter van 2015 ziek, zwak en misselijk was geweest. En toen kwamen ze: de zon, de bloemen, de geluiden, de geuren, het zachte briesje, de zwaluwen die terugkeerden uit Afrika.
Zelf keerde ik ook terug. Ik was verrukt. Ik zocht een gedicht dat vatte hoe ik me voelde. Ik vond het niet.
Totdat ik laatst een letterkundig boek opensloeg uit de nalatenschap van mijn oma. Meteen waar ik het boek opensloeg – zoals zo vaak gebeurt – vond ik het lied ‘Maysche Morgenstond’, geschreven door Dirck Rafaelszoon Camphuysen (1586-1627). Zo begint het:
Alles wat ik zocht staat in het gedicht: de lucht, de zon, het briesje; het dauwtje in de koele nacht, het koetje dat graag klavers eet, en de hele natuur die lacht van dankbaarheid. En het einde is zo mooi, zo toepasselijk, zo van deze tijd. Lees het zelf.
© 2024 anne sanderling — Ondersteund door WordPress
Thema door Anders Noren — Omhoog ↑