OPINIE
Een jaar geleden kwam het bericht dat Finland alle schoolvakken gaat schrappen en in plaats daarvan voortaan ‘fenomenen’ gaat onderwijzen. Vakoverstijgend onderwijs, maar dan totaal. Twee nieuwe scholen in Amsterdam gooien nu net als in Finland alle vakken overboord. Is dit een verrijking, of onverantwoord?
Zowel de Onderwijsraad als het Platform Onderwijs 2032 vindt dat multidisciplinair onderwijs de toekomst heeft. De Onderwijsraad schreef al in 2014 dat “de toegenomen complexiteit van maatschappelijke vraagstukken met zich mee brengt dat een vakoverstijgend perspectief belangrijker wordt”. Het Platform Onderwijs 2032 stelt in plaats van vakken drie domeinen voor (natuur & technologie, mens & maatschappij, taal & cultuur) die elk bestaan uit interdisciplinaire thema’s. Vragen van de leerlingen moeten het vertrekpunt vormen.
Zelf heb ik op internationale scholen gezien hoe het werkt, verregaand vakoverstijgend onderwijs vanuit kernconcepten en conceptuele vragen. Want IB-scholen doen al jaar en dag wat Finland nu van plan is: kennis en vaardigheden aanbieden per onderwerp, niet per vak. IB-scholen organiseren lesstof in ‘units of inquiry’ (vergelijkbaar met de Finse ‘phenomenons’ of ’topics’). Dit daagt leerlingen uit om verbindingen te leggen en dat leidt tot integratie van kennis en inzicht.
Een onderwerp als ‘Nederland en het water’ kan bijvoorbeeld benaderd worden vanuit geschiedkundig, literair, planologisch of natuurkundig perspectief. De geschiedenis van de cartografie (kunstgeschiedenis) kan gecombineerd worden met Nederlandse geschiedenis (De Atlas Maior van Blaeu), meetkunde (Mercator), literatuur (fictieve werelden, fictieve kaarten) en beeldende vorming (gevoelens en ervaringen uitdrukken met kaarten). Argumentatieleer (Nederlands) kan geïntegreerd worden met maatschappijleer, geschiedenis of klassieke talen. De mogelijkheden zijn eindeloos – maar niet alle lesstof kan op deze manier aan de orde komen. En houdt de leerling het overzicht?
Als docent zou projectmatig onderwijs me veel waard zijn. Zonder vakoverstijgend onderwijs dien ik mij als docent Nederlands te beperken tot – grofweg – lezen, schrijven, spelling, grammatica, literatuur en poëzie. Ik houd van taal en literatuur, maar in de klas zou ik het ook willen kunnen hebben over film, cartografie, onbewoonde eilanden (Jan Wolkers, Godfried Bomans, Boudewijn Buch) en utopieën. Ik zou al mijn leerlingen een introductieles Arabisch willen geven, puur vanuit taalkundige interesse. Ik wil het kunnen hebben over verschillen tussen de zondvloed in de Bijbel en de zondvloed in het Gilgamesj-epos, al heeft dat niets met Nederlands te maken (maar wel met verhaalcultuur en taal). Maar dat mag niet, daar ben ik niet voor opgeleid.
Op mijn eigen middelbare school had ik een docent die meer dan twintig dode talen kon lezen. Allereerst natuurlijk Grieks, Latijn en Hebreeuws, maar ook allerlei soorten hiëroglyphen en spijkerschrift: Sumerisch, Medisch, Akkadisch, Hettitisch, Aramees enzovoort. Hij had een ongelooflijke kennis in huis en af en toe schemerde daar wat van door. Zelden, want hij moest zich beperken tot Grieks en Latijn: dat waren de vakken die hij gaf en aan die vakken was hij gebonden. Het gaf niet, Plato is ook interessant, maar als deze docent zelf een samenhangende ‘unit of inquiry’ had mogen samenstellen, waren wij er als leerlingen rijker uitgekomen.
Een copywriter kan reclameslogans verzinnen voor zowel koffiemerken als auto’s. Een technisch schrijver kan handleidingen schrijven voor zowel heftruckchauffeurs als luchtverkeersleiders. Een minister kan eerst minister van economie en landbouw zijn en daarna minister van buitenlandse zaken. Een marketeer kan Coca-Cola verkopen, maar ook boeken. Alleen een leraar blijft altijd een leraar in dat ene vak. Een leraar oude talen mag niet zo maar filosofie doceren, ook al kent hij zijn Schopenhauer net zo goed als zijn Socrates. Een leraar geschiedenis mag geen aardrijkskunde geven, terwijl er toch veel raakvlakken zijn. En een leraar Nederlands mag in de klas best vertellen dat literaire stromingen een equivalent hebben in de architectuur, want dat is geen vak, maar de Engelse literatuur kan hij beter overlaten aan zijn collega van Engels. Terwijl een leraar eigenlijk is opgeleid om kennis over te dragen, wat voor kennis dan ook, en om leerlingen uit te dagen om zelf kennis en vaardigheden op te doen.
Vermoedelijk zullen veel docenten op hun achterste benen staan als ‘hun’ vak wordt ‘opgeheven’. Als docent Nederlands zou ik er geen bezwaar tegen hebben als het vak Nederlands geïntegreerd zou worden met andere vakken. Ons vak wordt daar niet armer van, maar rijker.
In augustus 2014 is in Roermond een school gestart die alle vakken overboord heeft gegooid: Nikée, ook bekend onder de naam Agora. In augustus 2016 starten ook in Amsterdam scholen met een onderwijsprogramma dat volledig is opgebouwd uit modules en projecten: Cartesius 2 en Spinoza20first. We zullen zien of de leerlingen daar uiteindelijk gaan leren wat ze moeten weten.
Geef een antwoord